Of: “Hooghartig, hooghartiger, Frits van Exter”
Op 30 juli 2011 verscheen in het blaadje Vrij Nederland het meest weerzinwekkende Nederlandstalige artikel dat ik ooit gelezen heb in mijn best al lange leven. Het was geschreven door de VN-redacteuren Harm Botje en Freke Vuijst. Het orgaan waar ze in schreven was toen nog niet zieltogend. Zie afbeelding.
Het artikel verscheen slechts acht dagen na de verschrikkelijke aanslagen door Anders Breivik waarbij hij meer dan 70 mensen vermoordde. De meeste van hen waren Scandinavische tieners die een soort vakantie vierden op het eiland Utoya.
Hieronder ziet u de aanhef van dat artikel zoals dat nu er uitziet op de site van dat nare blaadje.
De rest van dat artikel zit nu achter een betaalmuur. Het stuk zag er destijds anders uit. Helaas is het niet terug te zien via die fenomenale waybackmachine. Er zijn daar nog wel sporen te vinden van dat artikel maar dat zijn snapchots van circa 10 jaar geleden, niet 13.
Dit is zoals het er nu uitziet :
De zogenaamde URL gaf destijds wel aan wat de strekking van het stuk was:
https://www.vn.nl/De-lone-wolf-komt-uit-een-roedel/
Het stuk vormde een waarlijk overtreffende trap van dat gebruik bij lasteraars van allerlei soort, dat bekend staat als ‘Schuld door associatie‘.
In tegenstelling tot Botje en Vuijst schreef ik zelf destijds vrij uitgebreid over die massamoordenaar en diens bizarre, circa 1000 pagina’s tellende, manifest.
Ik ging ook al in op de afschuwelijke tekst van dit tweetal. Ik publiceerde mijn artikelen op een inmiddels slecht bereikbare website. Ik neem ze daarom in bijlagen onder deze post integraal op.
Gelukkig had ik destijds ook een screenshot gemaakt. In de zogenaamde ‘Featured Image’ boven deze blogpost heb ik het opgenomen.
Het onderschrift voeg ik nu toe: ‘De misdadige fotocollage‘.
Die collage bestond uit acht portretjes: van veroordeelde misdadigers, waaronder massamoordenaar Breivik, en van islamcritici...
Onder die tweede groep niet alleen Geert Wilders en de beroemde, immer correct formulerende christelijke meneer Robert Spencer van de website Jihadwatch maar zelfs de altijd even beminnelijk formulerende Hans Jansen!
Meest saillante detail: van de politieke tegenstanders én de buitenlandse massamoordenaars werden in de tekst zowel de voornaam als achternaam genoemd. De moordenaar van Pim Fortuyn heette echter Volkert van der G…
Mijn eigen naïviteit m.b.t Frits van Exter
Destijds sloeg ik in één alinea van mijn artikelen de plank flink mis. Ik schreef namelijk:
Laten we hopen dat de redactie van Vrij Nederland alsnog publiekelijk afstand neemt van het schandalige stuk van Harm Ede Botje en Freek Vuijst in de editie van afgelopen woensdag.
Een miskleun, want aan het hoofd van die redactie stond toen namelijk Frits van Exter!
Deze meneer is voorzitter van de bizarre club die zichzelf tot Raad voor de journalistiek heeft benoemd. In tal van stukken op hun website herken je een nostalgisch terugverlangen naar hun hoogtijdagen: eind jaren veertig.
Ik stuitte op deze arrogante kwast vanwege een uitspraak van diezelfde Raad met betrekking tot een nieuw hitpiece.
Deze keer afkomstig van het Volkskrantje in de richting van mensen, met name vrouwen, die waarschuwen tegen de gevaarlijke transgenderij-gekte.
De laatste stuiptrekkingen van een ‘journalist’ wiens arrogantie die van de oorlogshitser Mark Rutte benadert ..
Van Exter en zijn Raad doen een beetje alsof ze zelf geen rechtertje spelen. Lees maar wat hij daarover schreef in zijn column van 16 januari 2024:
Per 1 januari 2024 is er een bijzondere regel bijgekomen: De Raad neemt ‘geen klachten meer in behandeling van klagers die omtrent dezelfde journalistieke gedragingen juridische procedures in gang (willen) zetten, reeds hebben gezet of dat niet uitsluiten. Met het indienen van een klacht, stemt klager in met deze voorwaarde’. Kortom: ‘Wie kiest voor de Raad, kiest niet voor de rechter.’
2 juli jongstleden deed hij er een schepje bovenop:
Dreigen mag in advocatenland gebruikelijk zijn, maar de Raad ziet daar een oneigenlijk drukmiddel in. ‘Dat is strijdig met aard en opzet van de klachtbehandeling, waarbij het juist gaat om zelfregulering en laagdrempeligheid.’ Vandaar dat hij niet alleen klagers de deur wijst, die in dezelfde zaak ook juridische procedures voeren, maar ook die dat overwegen of niet uitsluiten.
10 september 2020 schreef meneer Van Exter meeliftend op de golf van leugens over Sars_CoV_2 reeds deze bizarre tekst ter verdediging van Bill Gates:
Microbioloog Rosanne Hertzberger (…) beaamt dat het idioot is om te denken dat Bill Gates ons wil injecteren met microchips om heer en meester van het universum te worden, maar je kunt je volgens haar best afvragen of zijn investeringen in de ontwikkeling van vaccins alleen maar goedbedoeld zijn.
Ja, dat kun je je afvragen. Maar je kunt ook proberen een antwoord te vinden, bijvoorbeeld door zijn reputatie als filantroop mee te wegen. Wat heeft hij in al die jaren met al die miljarden gedaan dat het vermoeden van een sinistere agenda rechtvaardigt?
Kanonnen!
Je gelooft je ogen niet.
Zeker als je – zoals ik- in de 20e eeuw in de ICT werkte.
Die Raad voor de Journalistiek moest maar zo snel mogelijk opgeheven worden.
Net als die potsierlijke club van hobby rechters, opererend onder de naam College voor de rechten van de mens.
Lidmaatschap van die Raad en stichting daar achter is een even vrijwillige als vrijblijvende aangelegenheid.
En dat staat dan nog los van het feit dat op moderne platforms als x.com mensen en groepen opereren met extreem ver uiteenlopende kwalititeiten.
Enerzijds mensen die tussen uitingen van liefde voor hun voetbalclub er af een toe een plaatsen in reactie op een of andere opmerking in een onbenullige talkshow.
Anderzijds organisaties die al jarenlang op een of meerdere terreinen 100 keer uitgebreider en beter geïnformeerd zijn dan de gemiddelde stagiaires die de kolommen vullen van kranten en andere media kanalen die allemaal in Belgische of Luxemburgse handen zijn.
Het vonnis over LetWomenSpeak
De tekst waarmee die journalist van het Volkskrantje Coach Caroline benaderde zag er zo uit.
In twee opzichten niet te lezen. Maar dit staat er dus:
Ik [vroeger mocht dat niet, hé, een brief beginnen met ik!] werk voor de Volkskrant aan een artikel over Backme, in mijn ogen het belangrijkste crowdfunding platform voor mensen die ingaan tegen het dominante maatschappelijk discours. Daarvoor [Moet dat niet zijn: Daarom?] heb ik onder andere uitgebreid gesproken met de oprichter van Backme, Ahmed Aarad.
Ik ben erg benieuwd hoe belangrijk Backme nu precies is voor de mensen die hier [nee: daar!] een donatiepagina hebben. Waarom hebben ze deze [welke?] stap gezet? Hoeveel verdienen ze [moet dat niet zien: u?] ongeveer aan de donaties? En welk effect heeft dit donatiesysteem op hun [uw] manier van werken?
Ik herken die stijl: in het verleden kreeg ik zelf ook wel eens zo’n berichtje van de stagiaire van een journalist of iemand van een mohammedaanse organisatie. Wanneer uit mijn eerste beleefde, maar inhoudelijke reactie bleek dat ik erg goed geïnformeerd was over die ideologie, stopte de communicatie abrupt en soms zelfs zonder bericht (Zie bijlage 1).
Dat ‘mensen die ingaan tegen het dominante maatschappelijk discours‘ heb ik niet voor niets vet gemaakt.
Het is een nogal vage aanduiding, maar er is weinig op tegen dat deze meneer Van der Griend op deze manier een kwalificatie geeft van mensen die anders over dingen denken dan hijzelf.
Wanneer je echter het niet heel uitgebreide vonnis van die Raad er op na slaat blijkt zo’n kwalificatie maar liefst zes keer voor te komen!
Dan rijst het beeld op dat we hier -voor de variatie eens wat minder beleefd geformuleerd- te maken hebben met een incestueuze stinkbende.
Inhoudelijk luidt het vonnis in gewone mensenwoorden ongeveer:
We snappen best dat mevrouw Franssen zich belazerd voelt door onze fijne collega’s van het Volkskrantje, maar als we ons niet op de grote lijn richten maar ons gewoon beperken tot de precieze woordjes die ze gebruikt hebben, dan valt hen niks kwalijk te nemen.
En dat LetWomenSpeak en u persoonlijk in de koppen aangemerkt worden als rechtsextremistisch: dat is niet het werk van journalisten. Daar gaan wij als Raad helemaalniet over. Zonder die fantastische inbreng van onafhankelijke koppenmakers zou er trouwens geen enkele klik meer gegenereerd worden.
Link naar dat vonnis (in pdf vorm)
BIJLAGEN
1. Paaspuzzelopdracht van het Nationaal Islam Congres
Verrassend: ‘het secretariaat’ (zonder persoonsnaam) van het Nationaal Islam Congres zond me op Witte Donderdag via het contactformulier van Keizers & Kleren, een uitnodiging.
Dat congres is de jaarlijkse toogdag, dit keer op Eerste Paasdag, van mohammedaanse fundamentalisten in Nederland.
Trots vermeldt de bijbehorende webstek dat het vermaak verzorgd wordt zonder gebruik van muziekinstrumenten en dat halal eten en drinken er in feite verplicht is. Meegenomen eten en drinken mag er namelijk niet genuttigd worden en alle geserveerde etenswaren zijn halal.
Onderdeel van het congres is Het Grote Islamdebat, dit jaar met het thema ‘Islamofobie‘.
Het secretariaat polste me of ik interesse had om deel te nemen aan de discussie. Dit was de formulering van het verzoek:
Geachte heer,
Met interesse hebben wij uw website bekeken. Wij zijn de organisatoren van het Nationaal Islam Congres, waarbinnen tijdens “het Grote Islamdebat” een open gesprek/discussie plaats vindt over het fenomeen islamofobie en of er nu wel of geen sprake van is. Wij horen graag van u of u interesse heeft deel te nemen aan deze discussie welke aanstaande zondag 8 april zal plaatsvinden in Amsterdam, van 16.30 tot 17.40 uur.
Ik vond het wel erg laat, drie dagen voor een debat een deelnemer voor het eerst benaderen, maar ik vond het toch interessant klinken. Ik polste wat vrienden en familieleden, en naar het NIC reageerde ik beleefd met:
Beste secretaris,
Jammer dat U zo kort voor het debat komt met uw verzoek.
Ik zeg niet onmiddellijk ja of nee.
Kunt u me zeggen wat de stellingen zijn waarover u het debat wilt laten gaan en welke mensen u nog meer benaderd heeft en wie in ieder geval meedoen?
Nu meldde zich Zarina:
Kunnen wij u dit ook telefonisch toelichten. Mag ik u [sic] telefoonnummer of u kunt mij ook bellen op 06-999…
Ik gaf mijn telefoonnummer en werd inderdaad ‘s avonds teruggebeld.
Niet door Zarina maar door meneer Khadjé zelf, de grote gangmaker achter het congres.
Het leek een openhartig gesprek, bijna tussen gelijkgezinden: meneer Khadjé vertelde dat er nog geen stellingen waren vastgesteld en dat hij voor wat dat betreft open stond voor suggesties.
Hij vertelde me wie de andere genodigden waren.
Hij verklapte ook dat het de organisatie niet alleen moeite kostte om niet-mohammedanen over te halen om deel te nemen, maar ook mohammedanen (hij noemde ze natuurlijk moslims) waren niet makkelijk te krijgen, zodat ze voor de rol van onmisbare BM’er (Bekende Moslim), uit waren gekomen bij de van Pauw & Witteman en van het Wildersproces bekende Enait en dat hijzelf ook een van deelnemers aan het gesprek zou zijn.
De andere deelnemers waren de bezorgde tekstwetenschapper, mevrouw Van der Valk en ene Victoria Vandersteen, een voormalige Belgische activiste van Indymedia [!], die zich bekeerd had tot de leer van Mohammed.
Ik kon horen dat hij liever zichzelf hoorde praten dan degene die hij belde, maar er viel geen onvertogen woord in ons gesprek, dat bijna twintig minuten duurde. Hij benadrukte verschillende malen dat hij zondag een uitwisseling wilde, waarin naar elkaar geluisterd werd. Ik beloofde dat ik hem de volgende ochtend om 10.00uur definitief uitsluitsel zou geven, maar dat ik 95% zeker was dat het ja zou worden. Hij antwoordde dat hij hoopte dat het dan 100% werd.
De volgende dag stuurde ik hem mijn voorwaarden:
Geachte heer Khadjé,
Zoals telefonisch afgesproken zou ik me nog even beraden voordat ik definitief ja zei op uw uitnodiging.
Ik heb wat familieleden en vrienden geraadpleegd en de meesten van hen raadden me af om deel te nemen. Om heel uiteenlopende redenen overigens. Ik heb me niet door hen laten overtuigen maar ingegeven door hun (bezorgde) opmerkingen formuleer ik wel enkele eenvoudige voorwaarden.
Wanneer ik uw intenties in het telefoongesprek juist heb begrepen, -u benadrukte meerdere malen dat u een goed gesprek wilde waarin naar elkaar geluisterd wordt-, kan ik er op vertrouwen dat u de redelijkheid van mijn voorwaarden herkent.
1. Uiterlijk zaterdag om 16.00 uur krijg ik te horen wat de gespreksonderwerpen/stellingen zullen zijn
2. Ik wil de gelegenheid krijgen om mezelf in drie of vier minuten voor te stellen.
3. Omdat ik tegenover vier mensen zit die het helemaal niet eens zijn met mijn opvattingen -ook al zijn die vier mensen het ook niet in alles met elkaar eens- wil ik van de voorzitter de garantie krijgen dat ik in ieder geval niet minder het woord krijg dan de andere deelnemers.
4. Ik heb er het volste vertrouwen in dat ik op het congres zelf veilig ben: ik zag uw aankondigingen op de webstek van het congres dienaangaande. Mijn familieleden en vrienden wezen me er op dat ik wel een zeker gevaar loop op weg van en naar de bijeenkomst. Ik wil dan ook dat een of meer mensen van de organisatie me ophalen van het Centraal Station van Amsterdam en na afloop mij ook weer daarnaar terugbrengen.
5. Wanneer er op de bijeenkomst dreigementen geuit worden aan mijn adres zal ik de bijeenkomst verlaten en verwacht ik van de organisatoren dat ze me ook dan mijn veiligheid garanderen op weg naar het Centraal Station door me daarheen te begeleiden.
Suggestie voor een mogelijke stelling/vragen:
a) Voor het tegengaan van angst voor de volgelingen van Mohammed, islamofobie of moslimodium -maakt niet uit hoe je het noemt- is het krachtigste hulpmiddel het bij de politie en de justitie aangeven van mensen die je verdenkt van het smeden van gewelddadige plannen.
b) is het denkbaar dat we over vijf, tien of twintig jaar kunnen spreken van een westerse of Europese variant van de leer van Mohammed?
c) bestaat er zoiets als ‘shiafobie’ of ‘ahmadiyyafobie’?
Sindsdien heb ik nooit meer iets van meneer Khadjé vernomen.
Dat ik bij nader inzien toch niet gewenst was als deelnemer aan dit “open gesprek/deze discussie” kwam ik te weten doordat ik nog eens op de webstek keek. De andere door Khadjé genoemde deelnemers waren definitief gestrikt voor het ‘debat’ over Islamofobie.
Nogal onbeleefd.
Maar de uitspraak van de bekende Nederlandse filosoof Cruyff, “elk voordeel hep zun nadeel“, geldt ook hier: hij is wat vreemd ingepakt, maar het NIC heeft hiermee toch een alleraardigste paaspuzzel aangereikt. Ik pak hem even voor u uit.
Op donderdag probeerden de organisatoren van het congres mij nog over te halen om mee te doen aan hun ‘Grote debat’ over islamofobie, maar daarna niet meer.
De puzzelopdracht is het beantwoorden van de vraag: WAAROM?
Liefst met argumenten.
Globaal zijn er twee mogelijkheden: men kon of wenste niet mee te gaan met mijn voorwaarden (I) of men is ergens bang voor geworden (II).
Mogelijke antwoorden (maar suggesties voor nog weer andere mogelijkheden zijn ook welkom):
a) Men kon of wilde zelfs één dag voor het debat niet met gespreksonderwerpen / stellingen komen
b) Ik mocht niet mezelf voorstellen
c) Hoewel uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek mocht mijn spreektijd niet zo lang zijn als die van de vier of vijf opponenten
d) De garantie van mijn veiligheid kon of wilde men niet serieus nemen
Men werd bang omdat
e) ze schrokken van mijn suggesties voor discussievragen
f) ze pas in tweede instantie merkten dat ik vrij veel weet van het onderwerp
h) andere deelnemers dreigden af te haken als ik mee zou doen
UPDATE:
Later ontdekte ik dat ik niet de eerste ‘andersdenkende’ geweest was die door het Nationaal Islam Congres benaderd werd om deel te nemen aan ‘Het Grote Islamdebat‘.
Woensdag laat in de avond hadden ze een Vlaamse kennis van me, Benno Barnard, al gemaild, alleen was hij enkele dagen onbereikbaar. Hem kenden ze natuurlijk al wat beter, al was het maar vanwege een lezing die hij zou houden en die onder dreiging van de mannen van islam-vier-België onmogelijk werd gemaakt.
Terwijl ik in mijn voorwaarden begonnen was over mijn eigen veiligheid, begonnen de organisatoren tegenover Benno Barnard uit zichzelf over het garanderen van zijn veiligheid!
Van Benno begreep ik dat ze daarbij zelfs specifiek spraken over zijn veiligheid op het congres zelf…
Hoe is het in vredesnaam mogelijk?
Je benadert iemand om deel te nemen aan een discussie over de vraag of ‘angst voor de leer van Mohammed’ misschien overdreven is en in hetzelfde bericht laat je merken dat je beseft dat die angst niet overdreven is.
In mijn e-mail sprak ik met name over mijn veiligheid onderweg van en naar het congrescentrum.
Zouden ze gedacht hebben dat Benno mij hierover getipt had?
Ik ontving 12 inzendingen voor de puzzel.
2. Breivik-2 De valsheid van onze critici en ons zelfonderzoek
Zoals ik in het stuk De psychopaten en de ideologische strijd al aangaf, ontlast de valsheid van onze critici ons niet van de plicht om aan zelfonderzoek te doen.
Dat onze tegenstanders weinig verantwoordelijkheidsgevoel tonen, moet voor ons geen aanleiding zijn om hetzelfde te doen.
In dat verband kondigde ik al aan dat ik onder andere zou schrijven over de vraag of ik wel moet doorgaan met mijn serie over ‘appeasement en dhimmitude’. Dat ga ik hier doen.
Maar eerst nog een paar regels over die valsheid. Laten we hopen dat de redactie van Vrij Nederland alsnog publiekelijk afstand neemt van het schandalige stuk van Harm Ede Botje en Freek Vuijst in de editie van afgelopen woensdag.
De verdachte ontkent
Zeker het plaatsen van die fotocompilatie betekent de overschrijding [onderschrijding eigenlijk] van de allerlaagste fatsoensnormen.
Politieke tegenstanders worden in een rijtje afgebeeld met moordenaars. Saillant detail: van de politieke tegenstanders en de buitenlandse moordenaars wordt in het bijschrift zowel de voornaam als achternaam genoemd.
De moordenaar van Pim Fortuyn wordt echter aangeduid als Volkert van der G.
Je zou de indruk krijgen dat hij in de ogen van deze schrijvers meer respect verdient. Hij was me eerder nog niet opgevallen, maar één passage uit de tekst van Botje en Vuijst was nog veel absurder dan de fotocompilatie.
Ik bedoel deze:
Direct na de aanslagen verschenen er berichten dat Fjordman en Breivik een en dezelfde persoon zouden zijn. Niet alleen omdat beiden van Noorse afkomst zijn, maar ook omdat Breiviks stijl lijkt op die van Fjordman. Breivik schrijft als een academicus, zijn manifest is doorspekt met voetnoten en historische referenties.
Wie even een blik op het manifest van het monster van Utoya werpt, krijgt mogelijk in eerste instantie de indruk hier niet met een gek van doen te hebben.
De reden daarvan is dat er -met bronvermelding, dat wel- citaten in zijn opgenomen die zich uitstrekken over meerdere pagina’s.
Fjordman is daarvan het belangrijkste slachtoffer.
Hij moet zich verantwoorden voor geciteerd worden. Er is maar een manier om je daartegen te verweren: niets publiceren.
En als klap op de vuurpijl schrijven Botje en Vuijst dan:
Maar op de weblog Gates of Vienna ontkent Fjordman ten stelligste dat hij Breivik is. ‘Ik heb hem nooit ontmoet.’
Dit is werkelijk onvoorstelbaar. Hoe komen ze op het idee om de onschuld van Fjordman op te voeren als een bewering van Fjordman, terwijl zelfs de advocaat van het monster van Utoya diens schuld bevestigt en Fjordman zijn ‘bewering’ doet op het moment dat Breivik in de gevangenis zit!
Ideologische strijd
Er zijn in mijn ogen twéé onderdelen in de stortvloed van kritiek die sinds de massamoord in Noorwegen over Geert Wilders en andere critici van het cultureelrelativisme wordt uitgestort, die serieus te nemen zijn. Ze overlappen een klein beetje.
Op de eerste plaats is er de kritiek zoals die door Bart-Jan Spruyt naar voren wordt gebracht. Hij stelt in wezen dat de PVV de opgave waar ze zich voor gesteld ziet te veel neerzet als een onmogelijke opgave.
Bij die kritiek kan ik me wel iets voorstellen, maar tegelijkertijd is het natuurlijk een beetje raar verhaal om anderen te verwijten dat ze onvoldoende optimisme en ambitie uitstralen.
Daarnaast is er de voorstelling van de botsing van de beschavingen als apocalyptisch, als vergelijkbaar met de slag om Wenen van 1683.
Een voorstelling waar ook het gebruik van kruisvaarders-symboliek deel van uitmaakt. Op dat terrein kunnen mensen die even sterk als ik het cultureelrelativisme beschouwen als een grote bedreiging van onze beschaving, iets bijdragen aan het verkleinen van de kans dat psychopaten aan het moorden slaan door die symboliek te vermijden.
En ik zelf? Hoe zit dat met mijn serie over appeasement? Suggereer ik daarmee niet dat de ideologische strijd tegen het cultuurrelativisme en het mohammedanisme vergelijkbaar is met de strijd tegen Hitler?
Ik heb ze teruggelezen en mijn conclusie is dat mijn nadruk in de al geschreven stukken daarin sowieso niet ligt op de (ideologische) strijd tegen het mohammedanisme maar op die tegen de hedendaagse vorm van appeasement.
Ik zou echter nog wel meer nadruk kunnen leggen op de enorme verschillen tussen de manier waarop we in het Europa van vandaag met het mohammedanisme geconfronteerd worden en die uit de tijd van Jan Sobieski of Karel Martel. Dat is dus een voornemen.
Een eerste uitvoering kan ik daar gemakkelijk aan geven door eenvoudigweg een deel van het voorwoord van Islamofobie? Een nuchter antwoord aan te halen:
Bij de discussie over mohammedanisme en islamofobie zou men zo weinig mogelijk moeten verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen omdat de situatie nu totaal anders is, maar vooral omdat de discussie anders afdwaalt naar die vergelijkbaarheid. In de eigenlijke tekst van dit boek zijn die verwijzingen dan ook achterwege gebleven. Hier in het voorwoord is nog wel plaats voor twee opmerkingen die in verband staan met die vergelijking
Los van de vraag of de mohammedaanse ideologie in werkelijkheid een veel kleinere of misschien zelfs wel grotere bedreiging vormt dan destijds het nazisme, zijn er in ieder geval mensen die van mening zijn dat het in het Westen wemelt van de Chamberlains. Politici als Neville Chamberlain dus. De man die na terugkomst van overleg met Hitler over het verraden van Tsjecho-Slowakije, trots met een stukje papier wapperde en sprak van “Peace in our time”. Vooral die mensen wil ik wijzen op de verschillende manier waarop twee Britten met die toenmalige dreiging omgingen: de beroemde Winston Churchill en de vrijwel onbekende Ralph Wigram.
Weinig mensen realiseren zich misschien nog dat Churchill toen hij premier werd (pas in mei 1940) al 65 was en de decennia daarvoor buiten het centrum van de politieke macht in Groot-Brittannië had gestaan. Je kunt dus wel stellen dat hij een volhouder was. Dat wordt op bijzondere wijze bevestigd in een brief die hij in 1936 ontving van de vrouw van Wigram. Wigram was een hoge ambtenaar op buitenlandse zaken die -misschien nog wel meer dan Churchill zelf- doordrongen was van de dreiging van de nazi-ideologie. In het verdrag van Versailles -na de Duitse capitulatie van 1918- was vastgelegd dat het (Duitse) Rijnland gedemilitariseerd moest blijven. In maart 1936, twee maanden nadat de Volkerenbond machteloos had toegekeken hoe Italië Ethiopië ) bezette, liet Hitler zijn troepen het Rijnland binnentrekken. Op de dezelfde dag maakte hij een voorstel bekend voor een 25-jarig verdrag met Engeland en Frankrijk. Wigram was betrokken bij het beraad tussen Engeland en Frankrijk dat hier op volgde.
Zijn vrouw schreef aan Churchill:
Nadat de Franse delegatie was vertrokken kwam Ralph terug; hij ging zitten in een hoek van de kamer waar hij nog nooit tevoren gezeten had en zei: ‘Thans is oorlog onvermijdelijk; het zal de gruwelijkste oorlog zijn die er ooit geweest is. Ik denk niet dat ik hem mee zal maken, maar jij wel.’ Zijn woorden maakten mij bang. Hij ging voort: ‘Al mijn werk, deze lange jaren, is nutteloos geweest. Ik ben een mislukkeling. Ik ben er niet in geslaagd de mensen hier duidelijk te maken wat er op het spel staat. Ik ben niet sterk genoeg, denk ik. Ik heb hun dit alles niet aan het verstand kunnen brengen. Winston heeft het altijd, altijd begrepen; hij is sterk en zal tot het einde doorzetten’.
Enkele maanden later pleegde Wigram zelfmoord. Churchill zette inderdaad door. En zelfs ná alle verschrikkingen van de oorlog schreef hij -in zijn memoires- nog op tamelijk milde wijze over Neville Chamberlain.
Hoewel ik uitzonderlijk weinig gemeen heb met Churchill, probeer ik wel het verschil tussen hem en Wigram steeds in het achterhoofd te houden. Ik probeer ook zijn correcte omgang met de Chamberlains van zijn tijd voor de geest te houden. Noem me gerust ouderwets.
Nu ik heb laten doorschemeren dat in mijn ogen de rol en het belang van de huidige botsing van ideologieën voor het politieke debat wel vergelijkbaar is met die in de jaren dertig van de vorige eeuw, passen ook enkele opmerkingen over de volslagen onvergelijkbaarheid van die botsingen zelf.
Dat Churchill in de jaren dertig van de vorige eeuw weinig gehoor vond toen hij wees op de ideologie van de nazi’s, had alles te maken met het pacifisme dat in alle partijen en onder brede lagen van de bevolking leefde.
Toen Duitsland al volop aan het herbewapenen was werd vanuit Groot-Brittannië nog bij Frankrijk aangedrongen op verdere ontwapening.
Dat pacifisme was ingegeven door de verschrikkingen van 1914-1918.
De miljoenen slachtoffers die vielen in zinloze veldslagen terwijl ook van de Wereldoorlog als geheel vrijwel niemand kon aangeven wat nu de eigenlijke oorzaak of zin er van was.
De reden waarom er nu weinig gehoor is voor wie wijst op de gevaren van de mohammedaanse ideologie, is volstrekt onvergelijkbaar. Deze is namelijk niet het gevolg van het falen van het Westen in en na de Tweede Wereldoorlog, maar juist van het ongelooflijke succes in bijna alle opzichten. Na de militaire overwinning op Duitsland (en Japan) stond onderwerping en vernedering niet meer op de voorgrond. Er werd integendeel juist steun gegeven aan de wederopbouw en gewerkt aan het zodanig omvormen van de politiek en cultuur in die landen dat de kans op herhaling verkleind werd. Die benadering werd een ongehoord succes.
Misschien was dit wel de grootste stap voorwaarts in de menselijke geschiedenis ooit.
Al veel eerder was in het Westen niet alleen de slavernij afgeschaft en verboden maar werd dat verbod zelfs opgelegd aan andere landen.
In de loop van eeuwen was de greep van de kerk op de politiek teruggedrongen en nu werd ook de greep op de gewone man verbroken.
Na de enorme sprong vooruit in technologisch opzicht, ging in de loop van de 20e eeuw een steeds groter deel van de eigen bevolking profiteren van de reusachtige economische groei die daardoor mogelijk was gemaakt.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, van de individuele mens, werd opgesteld. Langzamerhand werd de eigen -onderdrukkende- rol ten opzichte van de landen in het zuiden steeds meer onder ogen gezien.
Door het toegenomen fatsoen in Groot-Brittannië kon een grotendeels geweldloze campagne leiden tot onafhankelijkheid voor het Indiase subcontinent.
Afgezet tegen de enorme impact voor de gekoloniseerde landen en de neerbuigende houding van de Westerlingen tegenover de bewoners er van, ging de dekolonisatie goed beschouwd in veel landen met niet zo veel geweld gepaard.
Het idee van de ondernemingsgewijze productie als ruggengraat van de economie kent geen serieuze concurrentie meer.
De vrijheid van meningsuiting en daarmee de kritiek, is in het Westen herkend als voorwaarde voor alle andere vrijheden en voor vooruitgang.
Onze verantwoordelijkheid voor het milieu werd in het Westen veel eerder erkend dan in het Oostblok.
Het is tamelijk vreemd om als persoon of als groep trots te voelen voor deze fenomenale verworvenheden. Het gaat immers om kwaliteiten en prestaties die we niet persoonlijk geleverd hebben, maar die we danken aan de inspanningen van velen uit het recente en verre verleden.
Ze zijn ook het resultaat van een groot aantal processen die op ingewikkelde wijze op elkaar inwerkten.
Dat ontbreken van trots zou je op zich weer een verworvenheid kunnen noemen.
Een heel andere kwestie is echter het relativeren of niet willen verdedigen van die verworvenheden.
Een weigering die voor veel mensen samengaat met een soort denkluiheid die de notie oplevert dat ‘er eigenlijk geen problemen meer zijn‘.
In combinatie hebben die twee factoren al geleid tot ondermijning van die verworvenheden terwijl verdere afbraak dreigt.
In de omgang met andere culturen wordt gedaan of alle culturen gelijkwaardig zijn en ‘eigenlijk‘ allemaal ook individualistisch en vrijheidslievend zouden zijn.
De soevereiniteit van democratische staten wordt te grabbel gegooid ten gunste van gremia van twijfelachtig democratisch kaliber (de EU) of zelfs ten gunste van organisaties waarin democratische staten op voet van gelijkwaardigheid omgaan met dictaturen (de VN).
De inrichting van en het bestuur van onderwijsinstellingen wordt op grote schaal overgelaten aan lieden met veel te weinig besef van die verworvenheden.
P.S.: Vijf mensen reageerden onder dit bericht. Aan de uitgebreidste en meest inhoudelijke daarvan zal ik in een nieuwe blogpost aandacht besteden (in het Engels).
3. Breivik-2 De psychopaten en de ideologische strijd
Gedurende de dagen van de gijzeling was het de kinderen van Beslan niet toegestaan water te drinken.
Op de graven van de vermoorde kinderen worden zodoende behalve bloemen en knuffelbeesten vaak flesjes water geplaatst.
Pas enkele jaren na de massamoord op basisschoolleerlingen door de jihadisten uit de Kaukasus kwam ik achter het bestaan en de achtergrond van dit gebruik.
Steeds wanneer ik herinnerd wordt aan die flesjes water, kan ik letterlijk mijn tranen niet bedwingen.
De ouders en andere nabestaanden zijn er dus achter gekomen, of er zelfs getuige van geweest, dat hun oneindig onschuldige kindjes voordat ze gedood werden ook nog gemarteld werden. Terloops.
Dit zijn de momenten waarop ik als atheïst me ook het beste kan verplaatsen in de (wan)hoop van gelovige mensen op het bestaan van een hemel.
In Beslan zijn mensen letterlijk gestorven van verdriet, anderen werden levende doden, kinderen die de gebeurtenissen overleefden waren van de ene op de andere dag geen kind meer, zo vertellen ze zelf.
Beslan veroorzaakte nog meer leed dan het monster van Utoya vorige week aanrichtte, maar één aspect van de door hem getoonde onmenselijkheid is angstaanjagender dan Beslan en 9/11 gecombineerd: de mate en de aard van zijn voorbedachte rade.
Zelfcastratie
Ik heb het manifest van het monster van Utoya nog niet helemaal gelezen maar het wel doorgenomen en stukken gelezen waar anderen op wezen.
Een extreem gruwelijk ‘detail’ is al te vinden op een van de eerste pagina’s. De massaslachting die hij aan het plannen is, beschouwt hij als een marketingactiviteit voor de verspreiding van zijn manifest. Hij schrijft dan dat hij op een gegeven moment zelf even niets zal kunnen doen vanwege zijn marketing activiteit.
En daarachter plaats hij een knipoog-smiley…
Hij weet dat hij slechts 21 jaar gevangenisstraf zal krijgen en hij daar niet alleen in luxe zal leven maar dat de gevangenisdirectie er alles aan zal doen om te voorkomen dat medegevangenen de gelegenheid zullen krijgen om te tonen over meer verantwoordelijkheidsgevoel te beschikken dan de lieden die gezorgd hebben voor het instellen van dat maximum.
Een kleine duizend pagina’s verderop krijgen we een nog verbijsterender inkijkje in zijn zieke geest. Het staat in een hoofdstuk over het verwerven van massavernietigingswapens voor zijn oorlog.
Als een van de mogelijkheden daarvoor oppert hij samenwerking met Al-Qaeda.
De denkbeeldige groep waar het monster van Utoya deel van uitmaakt en Al-Qaeda hebben veel overeenkomsten en ook gelijke doelen: in ieder geval zijn ze allebei uit op oorlog.
Hij verplaatst zich in de positie van Al-Qaeda voor het geval hij met hen zou proberen samen te werken. Hij blijkt intelligent genoeg om te bedenken dat het een bijna onmogelijke opgave zal zijn om de contactpersonen van zijn potentiële bondgenoten ervan te overtuigen dat ze niet te doen hebben met een agent-provocateur van de Amerikanen of de Britten.
Hij komt met twee oplossingen voor dat probleem: ‘offers’ noemt hij ze, waartoe zo’n agent nooit bereid zou zijn en een lid van zijn denkbeeldige organisatie wel.
Ofwel de man van de nieuwe tempeliersorde, hijzelf dus, zal zijn penis en testikels afsnijden of hij zal een slachtpartij aanrichten onder kinderen in eigen land.
Hij wijt vervolgens geen woord meer aan zijn keuze tussen die twee. Er zijn meer zaken aan het manifest die opvallend ontbreken.
Psychopaat of sociopaat?
Goed getimed herhaalde Discovery Channel afgelopen maandagavond de documentaire Most Evil.
Het gaat daarin over wetenschappelijk onderzoek naar seriemoordenaars. Bij het grootste deel van de daders van de meest onvoorstelbare gruweldaden, bleken drie factoren aan te wijzen die tegelijk voorkwamen: ze hadden een hersenbeschadiging, ze hadden een psychische aandoening en ze waren als kind zwaar psychisch en/of lichamelijk mishandeld.
Bij veel van deze daders kon je bij de eerste blik op het uiterlijk al een vermoeden krijgen dat er iets mis met ze was.
Bij een ander deel van de seriemoordenaars gold dit echter allemaal niet, beslist ook dat laatste.
Een beroemd voorbeeld was Ted Bundy. Een man die minstens 30 jonge vrouwen in een viertal Amerikaanse staten vermoordde. Hij kwam echt charmant over. Dit soort criminelen wordt psychopaat of sociopaat genoemd: ze kennen totaal geen, maar dan ook werkelijk geen enkele vorm van medeleven.
Het verschil tussen psychopaten en sociopaten is niet scherp gedefinieerd en laat ik hier voor wat het is. De term psychopaat lijkt iets beter van toepassing en die gebruik ik daarom in de rest van dit stuk.
Ook naar het functioneren van daders uit deze groep is onderzoek verricht. Een onderzoek leverde de conclusie op dat deze mensen beter in staat waren bewuste controle uit te oefenen over hun opwinding indien die verband hield met seks dan wanneer die verband hield met het gebruiken van geweld.
Nog opvallender was een onderzoek waarin men deze groep onderzocht op reacties in situaties die helemaal geen seksuele of geweldscomponent kenden: ze bleken ziekelijk weinig angst te kennen.
Angst en lafheid
Er zitten meerdere buitengewoon problematische kanten aan deze aandoening.
De daden en het manifest van het monster van Utoya laten er geen twijfel over bestaan dat het hier om zo’n soort gestoorde gaat.
Die vaststelling helpt echter heel weinig voor de beantwoording van allerlei dringende vragen waar hij ons mee opzadelt.
Mensen die karakteristieken vertonen van de psychopaat, maken een aanzienlijk deel uit (tientallen procenten) van de gevangenispopulatie. Ze worden dus niet allemaal seriemoordenaar.
Sterker nog: vrij breed wordt aangenomen dat een aanzienlijk deel van de bevolking, tot wel 1%, zo’n extreem gebrek aan mededogen heeft.
Verder bestaat er ook geen medicijn tegen en werkt een deel van de pogingen tot behandeling averechts: ze worden gehaaider in het spelen van gewenst gedrag wanneer ze dat opportuun achten.
Er is ook geen duidelijkheid over een mogelijke lichamelijke grondslag. Wikipedia meldt in de paragraaf over aanwijzingen in de jeugd van de betrokkenen die de ontwikkeling van psychopatisch gedrag kunnen voorspellen:
Therefore, psychopathy is not normally diagnosed in children or adolescents, and some jurisdictions explicitly forbid diagnosing minors with psychopathy and similar personality disorders.
Goed beschouwd kun je je dus afvragen of het hier eigenlijk wel om meer gaat dan een classificatie van criminelen.
Toen ik eerder deze week in het radio programma van Prem Radhakishun zat, was lafheid een belangrijk item.
Pas na afloop legde ik een link met het ontbreken van angst van psychopaten. In mijn laatste stukje in de categorie Koran & context kwam ‘lafheid’ ook aan bod:
Van oudsher s de overgrote meerderheid van de mensen nogal laf. Vriendelijker gezegd: het vertrouwen in een leven na de dood is voor de meeste mensen niet zo sterk dat ze het risico om het leven te laten in een confrontatie lichtvaardig nemen. Er is iets speciaals voor nodig om de gemiddelde man of vrouw zo ver te brengen, iets ideologisch. (…) Aangemoedigd door het cultureel marxisme van de zelfhaat, meesterlijk bespeeld door Edward Saïd met zijn ‘oriëntalisme’, wordt in het Westen tegenwoordig lafheid zelfs als deugd gepresenteerd door het te voorzien van labeltjes als ‘tolerantie’ of nog erger: ‘respect’.
Er is moed nodig, het tegenovergestelde van lafheid. Je kunt je angsten overwinnen.
Maar daarmee dringt zich de vraag op of je je angsten zelfs zover achter je kunt laten, dat je een psychopaat wordt: in staat tot gedrag zoals dat van het monster van Utoya.
En er zijn nog dringender vragen. Hoe moeten we in het rechtstreekse contact omgaan met dat angstaanjagend grote aantal mensen dat psychopatische kenmerken heeft? Door neo-nazi’s werd op het monster van Utoya neergekeken, bij SIOE werd hij niet als lid toegelaten: verergerde dit zijn aandoening?
En de mijns inziens belangrijkste vraag: hoe in het maatschappelijke en politieke debat rekening te houden met het bestaan van gewetenlozen?
Had een andere opstelling van de Nederlandse politiek en media kunnen voorkomen dat het monster van het mediapark toesloeg, hadden de Noorse media en politiek kunnen voorkomen dat het monster van Utoya toesloeg?
Onder mohammedanen in Nederland: had voorkomen kunnen worden dat het monster van de Linneausstraat toesloeg? En in Amerika: was Oklahoma te voorkomen geweest? En in de mohammedaanse wereld als geheel: had het toeslaan van de ‘magnificent 19’ en de monsters die onder allahu akbar gekrijs sinds 9/11 wereldwijd duizenden aanslagen pleegden, voorkomen kunnen worden? Hoe?
Doel, middelen, analyse
Een aantal integere mensen met wie ik kritiek op het cultuur-relativisme en de mohammedaanse ideologie deel, voelt zich in de problemen gebracht door het manifest.
Bruce Bawer, een Amerikaanse homo die in Noorwegen woont en auteur is van het boek While Europe slept, wordt er op aangesproken dat het monster van Utoya hem noemt in zijn manifest. Hij verdedigt zich door er op te wijzen dat het monster weliswaar een deel van zijn, Bruces, analyse onderschrijft maar dat hij met minachting schrijft over het niet kiezen van het middel oorlog. Simpeler gezegd: beider doel zou wel zijn om alle uitingen van het mohammedanisme terug te dringen in Europa, maar de keuze van de middelen zou alleen radicaal verschillen.
Bij concrete (beleids)beslissingen is het verstandig om doel en middelen wat te scheiden. Een zeer effectieve manier om een gesprek over middelen, maatregelen, beleid te saboteren is voortdurend de doelen ter discussie te blijven stellen. De beroemde Machiavelli had daar een scherp oog voor. Hij maakte er veel werk van om te benadrukken dat men machtsoverwegingen en morele overwegingen niet door elkaar moet laten lopen.
De hoofdstromingen van de huidige Nederlandse en westerse politiek zouden Machiavelli’s boodschap veel meer ter harte moeten nemen. En dat is heel zwak uitgedrukt. Het absolute negeren van zijn boodschap leidt niet alleen tot kletskoek maar ook tot politieke beslissingen die mensenlevens kosten en de wereldvrede niet dichterbij brengt.
Ik herhaal in dit verband een belangrijke passage uit mijn bespreking van het boek Mekka van Snouck Hurgronje:
Hier in het Westen is het tegenwoordig de gewoonste zaak van de wereld om niet alleen te tonen dat je verontwaardigd en geschokt bent over allerlei narigheid in de wereld, maar ook om te doen alsof daarmee al min of meer vastligt ‘wat te doen’. “Waarom doet de internationale gemeenschap niets in Libië?” twittert een VVD-lid. Wanneer ik er vraagtekens bij zet, reageert hij met: “moeten wij accepteren dat er mensen worden afgeslacht?”
In reactie op dat volkomen negeren van de boodschap van Machiavelli gaat een aantal mensen dat niet tot die hoofdstromingen behoort, steeds verder in dat scheiden van doel en middelen of worden ronduit cynisch. Op dat cynisme ga ik hier verder niet in.
Stoere praat of psychopaat?
Proef de haat in deze reactie bij een stuk op het weblog artikel7.nu:
Hoezeer ik de actie van Breivik ook afkeur is er geen haar op mijn hoofd die eraan denkt solidair te zijn met de getroffen uitvreters, of met hen mee te rouwen. Dat klinkt misschien hard, maar is het niet.
De vergelijkingen van deze daad met imaginaire voorbeelden, zoals ik die de afgelopen dagen door politici en opiniemakers heb zien maken, gaan (uiteraard) namelijk allemaal voorbij aan de reden waarom juist deze groep het doelwit was, en doen alsof het een willekeurige daad was, alsof het gewoon een padvinderskamp was, zonder politieke lading, terwijl juist die politiek bepalend was voor de actie.
Al dat geleuter over rouwen om mensen die total strangers zijn is sowieso slechts politieke correctheid; men rouwt toch ook niet om de verkeersdoden die elk weekeinde vallen?
Of om, meer to the point, de ‘ongelovigen’ die dagelijks door de islamieten worden omgelegd?
Overigens heeft (ik meen) L&R het antwoord op zijn vraag wat de leeftijd van die ‘kinderen’ was; die vraag waar ‘Tedje’ zo boos over werd. Het bleek een terechte vraag: hoewel er ook een aantal onder de 18 bij zitten zijn er toch velen van een leeftijd die de aanduidingen ‘jeugdkamp’ en ‘kinderen’ behoorlijk tendentieus maken. Ra ra, wat zou daarvan de reden zijn?
Is het alleen een volkomen misplaatste poging om stoer over te komen of hebben we hier te doen met een psychopaat. Ik neig naar het laatste, vooral door zijn uitwijding over de leeftijd van de slachtoffers. Zijn redeneertrant daarin doet denken aan die van de moordenaars van de familie Vogel: ook de baby werd vermoord, onthoofd zelfs, omdat hij zou opgroeien tot soldaat van de vijand.
Ik ken de schrijver van deze reactie uit andere reacties. Zijn bijdragen hebben twee dingen gemeen: ze zijn verstoken van elke hoop voor de toekomst en doordrenkt van minachting voor wie zijn superieure analyse niet delen.
Van de zijde van de mensen met wie ik kritiek op cultuur-relativisme en de mohammedaanse ideologie deel heb ik tot nog toe nog maar bijzonder weinig reacties gezien die me bevielen. Een positieve uitzondering wordt gevormd door de bijdrage van Joost Niemoller op DDS (ook de meeste reacties daar deugen in mijn ogen).
Wat me helemaal niet bevalt aan een deel van de reacties is het in de verdediging schieten: “wij zijn echt heel erg tegen geweld”. Alsof dat hetgene is wat ons, wordt aangewreven.
Ons wordt aangewreven dat we iets met het maatschappelijke en politieke debat gedaan hebben dat eraan heeft bijgedragen dat gewetenlozen zoals het monster van Oklahoma en het monster van Utoya tot hun daden heeft gebracht.
Dat wordt ons, en dat wordt met name Geert Wilders van de PVV, op een uitzonderlijk valse manier aangewreven. Een buitengewoon smerig voorbeeld daarvan is te vinden in Vrij Nederland, een insinuerend artikel met een smerige fotocompilatie, maar de valsheid van onze critici ontlast ons niet van de plicht om aan zelfonderzoek te doen. Onze normen moeten we niet laten bepalen door de wens net iets minder smerig bezig te zijn dan nu op veel plaatsen, door de media nog meer dan door politici, wordt gedemonstreerd.
En dan kunnen we niet volstaan met een gratuite afwijzing van geweld. Zeker wij niet.
Lees het redactioneel van Artikel7. Het verschilt in wezen niet van het beruchte zo gaan we niet met elkaar om van Jan Peter Balkenende. Met zo’n uitspraak is niets mis wanneer hij gedaan wordt door iemand die gezag heeft bij een grote groep mensen, gericht is tot die groep mensen en hij gericht is op hun woorden en plannen.
Zulke uitspraken zijn hemeltergend misplaatst wanneer ze gericht worden tot mensen die geen enkele neiging hebben jou serieus te nemen en/of op een moment wanneer onherstelbare gruweldaden al zijn gepleegd. Het wordt ronduit potsierlijk wanneer dit soort uitspraken ook nog eens komen uit de pen van mensen die bij héél weinig anderen als autoriteit worden beschouwd.
“Zeker wij niet”, schreef ik.
Naar analogie van de stilstaande klok die twee keer per dag de juiste tijd aangeeft, sluit het genoemde vileine VN-artikel af met een zinnige opmerking:
De voormalige CIA-medewerker Marc Sageman zei het heel treffend in de New York Times afgelopen maandag. De anti-jihad beweging heeft altijd beweerd dat de salafisten Osama Bin Laden hebben voorgebracht. Op dezelfde manier, zo betoogt Sageman, hebben Spencer, Wilders en de anderen het met hun geschriften en uitspraken mogelijk gemaakt dat Breivik omhoog kwam. ‘Hun retoriek is niet vrijblijvend.’
Dat is de beschuldiging. En hij is to the point voor wat betreft de wijze waarop wij -het geldt in ieder geval beslist voor mezelf- keer op keer vraagtekens zetten bij de manier waarop woordvoerders het ‘gijzelen’ van je ideologie. Zowel mohammedanen als verdedigers van de westerse beschaving staan voor de vraag hoe daarmee om te gaanuit de mohammedaanse gemeenschap afstand nemen van de vele gruweldaden die door anderen in naam van Allah en zijn profeet wereldwijd worden gepleegd. Dat verwijt is dat ze slechtst zichzelf vrijpleiten en er weinig of geen werk van maken om te voorkomen dat hun psychopaten keer op keer blijven toeslaan. Het feit dat vele vooraanstaande woordvoerders van het mohammedanisme, in overeenstemming met de basisdocumenten van die ideologie, de psychopaten zelfs aanmoedigen, is maar een deel van het antwoord daarop.
Daarnaast is er het fenomeen van het ‘gijzelen’ van je ideologie. Zowel mohammedanen als verdedigers van de westerse beschaving staan voor de vraag hoe daarmee om te gaan. En, niet te vergeten, ook de westerlingen die de westerse waarden en verworvenheden afwijzen en/of minachten, worden met die vraag geconfronteerd.
De ideologie of de gijzelnemers?
Voor wie die uitdaging onderkent, zijn er grofweg twee soorten reacties mogelijk. Men focust op de ideologie zelf of op de gijzelnemers. Focust men op de ideologie zelf dan zijn er wederom grofweg twee benaderingswijzen: verbieden van uitingen ervan of bekritiseren.
De eerste benadering is die van Manfred Weber en tot op zekere hoogte ook die van Wilders. Weber is vice voorzitter van de Europese Christendemocraten. Hij heeft naar aanleiding van de massamoord opgeroepen om in Europees verband te werken aan een ban op ‘extremistische websites’. Wilders pleit voor een verbod op de Koran. Hij heeft het daar weliswaar nooit meer over, maar dat pleidooi staat nog steeds op de PVV-webstek. Wilders’ voorstel is veel minder verwerpelijk dan dat van Weber omdat hij één specifiek boek aanduidt terwijl Weber een vage omschrijvingen gebruikt die door uitvoerders van het verbod in alle richtingen kan worden opgerekt, maar hij zit beslist in het zelfde kamp. Een bizarre en pijnlijke illustratie daarvan gaf hij onlangs in de vorm van zijn optreden tegen een fractiemedewerker die in een begeleidend teksje bij een videoclip één misplaatst wóórd had gebruikt. Die geniale medewerker kreeg geen, desnoods openbare, reprimande over het aan de publiciteit blootgeven van deze chagrijnige oprisping, maar werd onmiddellijk op non-actief gezet: hoe paniekerig defensief kun je het krijgen? Doodsbang dat dat ene lelijke woord de ruimte zou bieden voor gijzeling van het politieke programma van de PVV.
Deze benadering, gericht op het verbieden van een ideologie, of zelfs een enkel woord, vanwege de mogelijkheid gegijzeld te worden, is een heilloze en gevaarlijke weg. Hoe je het ook wendt of keert: het is niet slechts een bedreiging van de vrijheid van meningsuiting maar een cruciale stap in de effectieve uitschakeling van deze moeder van alle vrijheden.
Duivels dilemma
In antwoord op het ‘gijzelen van je ideologie’ focussen op de gijzelnemers is een betere weg, maar wel een met grote kuilen en gaten. Die gijzelnemers kunnen, zo is gebleken, kleine groepen zijn, cellen van Al-Qaeda en imitaties daarvan, maar ook individuen zoals het monster van het mediapark en het monster van Utoya. Iedereen die politiek actief is, en dat neem ik hier heel breed, maakt mee dat hij of zij direct of zijdelings te maken krijgt met mensen of groepjes die psychopatische trekken vertonen of die alleen maar héél veel radicaler zijn in hun woorden.
Wat is de verantwoordelijkheid van fatsoenlijke mensen bij die ontmoetingen?
Wanneer er een vermoeden bestaat dat de persoon of het groepje gewelddadig zou kunnen worden moeten ze natuurlijk aangemeld worden bij politie en/of aivd maar als die aanwijzingen er niet zijn of onduidelijk? Moeten we proberen ze tot reden te brengen of moeten we dan onmiddellijk en zo krachtig mogelijk afstand van hen nemen?
Dat eerste lijkt kort na een slachtpartij zoals vorige week in Noorwegen of zoals in Oklahama, Londen, Madrid, Mumbai, Beslan etc het vanzelfsprekende antwoord: zet alles op alles om potentiële moordenaars af te brengen van hun psychopatische weg. Maar zo duidelijk is dat gevaar zelden. En wanneer de terreurdaad minder vers in het geheugen licht? En wanneer die pogingen driekwart van je tijd opslurpen?
Maar andersom: wat heeft zo’n afwijzing voor effect? Het televisieprogramma Powned maakte zichzelf enige tijd geleden nogal belachelijk door het hijgerige bericht dat de hoofdredacteur van Artikel7.nu niet deugde, te onderbouwen met de bewering dat de betreffende man ‘een levenslange ban had op GeenStijl’. Niet zozeer belachelijk omdat de bewering in meerdere opzichten niet klopte -dat was alleen zeer slechte journalistiek- maar door het heldhaftige opvoeren van het potsierlijke begrip ‘levenslange ban op GeenStijl’. Normale mensen halen hun neus op voor een stempeltje van een webstek die zich van tijd tot op de borst klopt voor hun eigen onvolwassenheid maar wat doet datmhet mensen uit die niet verwaarloosbare groep met psychopathische trekken?
Meten met twee maten
De hierboven genoemde problemen golden voor zowel de mohammedanen als voor de westerlingen van beide soorten. Voor de verdedigers van de westerse waarden en verworvenheden geldt nog een extra probleem. Het monster van Utoya werd door SIOE als Facebook-vriend afgewezen vanwege zijn neo-nazi sympathie. Evengoed wordt die organisatie er nu op aangesproken dat het monster vriend probéérde te worden. In het geval ze hem wel hadden geaccepteerd omdat vanuit die situatie er meer kans was hem van ontsporing af te houden, zou het bestuur van die club op dit moment al in de gevangenis zitten. “Damned if you do, damned if you don’t”. De English Defence League kampt met een vergelijkbaar probleem: leden van de expliciet racistische partij BNP proberen de League te infiltreren. De EDL verzet zich daartegen maar wordt intussen als racistisch neergezet vanwege die pógingen van BNP-ers om te infiltreren.
Veelgeprezen en zelfs gesubsidieerde weblogs uit de beide andere kampen, kennen dit probleem helemaal niet.
En dan hebben we het nog niet gehad over mohammedaanse organisaties die geacht worden voor een ‘gematigde’ koers te staan, maar die af en toe expliciet oproepen geen medewerking te verlenen aan politie en justitie bij het opsporen van hun psychopaten (de CAIR in de VS is daarvan een notoir voorbeeld) of, bijvoorbeeld, de nauwelijks bedekte oproep van een voormalig politie-commissaris om Geert Wilders te vermoorden en zijn kiezers te deporteren.
Afgesloten analyse
Wanneer de problemen uit de vorige paragraaf overwonnen worden -en dit vergt stappen van de overheid, van de zijde van de mohammedanen en van de minder enthousiaste verdedigers van de westerse waarden en verworvenheden- kan de kwestie van de ‘gijzelnemers’ serieus aangepakt worden, zouden totaal verschillende partijen daarin mogelijk zelfs kunnen samenwerken.
De actieve, doelbewuste ‘gijzelnemers’ van de verschillende ideologiën vormen het probleem.
Het gedrag van would-be neo-nazi scholieren die grafitti spuiten op een moskee is ergerlijk en dreigend. Het criminele en treitergedrag van een onacceptabel groot deel van de Marokkaanse jongens vormt een groot maatschappelijk probleem beslist ook vanwege de dreiging die ervan uitgaat.
De financiële en morele corruptie van een groot deel van het kader van de PvdA ondermijnt de geloofwaardigheid van de politiek.
Maar dit zijn niet de gijzelnemers.
De gijzelnemers kunnen geslepen, doelbewust en dom of juist bovengemiddeld intelligent zijn maar er is één kenmerk dat zij allemaal hebben en waarin ze verschillen van anderen: ze achten hun analyse niet alleen superieur aan die van anderen maar ook als afgesloten, klaar.
Deze analyses moeten niet verboden, genegeerd of ontkend worden maar grondig bekritiseerd.
En dit gebod geldt beslist niet alleen het mohammedanisme, het christenfundamentalisme en het racisme.
De omgekeerde Clausewitz
Ik schreef het al in mijn essay Islamofobie, een strijdterm maar ik herhaal omdat het zo gruwelijk nauw op het voorgaande aansluit.
Men is wel bekend met Clausewitz’ stelling dat “oorlog de voortzetting is van politiek met andere middelen”, maar het inzicht is nog niet doorgebroken dat een variatie op die stelling heden ten dage meer aan de orde is:
Wie weigert politiek en ideologisch de strijd aan te gaan met een vijandig gedachtegoed, verhoogt de kans op (burger)oorlog.
Recent werd in Egypte een imam bevraagd over zijn lang geleden geuite standpunt over seksslavinnen.
Hij bevestigde dat heilige oorlog een goede zaak zou zijn vanwege de buit, inclusief seksslavinnen.
Ook een vrouw riep op tot het vangen van seksslavinnen als middel om overspeligheid van mohammedaanse mannen tegen te gaan.
Wanneer mijn (klein)dochter van zo’n raid het slachtoffer zou worden, zou ik niet tevreden zijn met een levenslange gevangenisstraf of spuitje voor de daders. Ik zou willen dat hun dood gruwelijk was.
Tegenover mensen die daar anders tegenaan kijken, heb ik een groot wantrouwen: ik verdenk hen van een vorm van psychopathie. Of van een pathologisch schuldgevoel, zo groot dat men niet zeker is of men wel het recht heeft te leven.
Het niet doden van het monster van Utoya zou ik op zichzelf misdadig willen noemen.
Kan de koning van dat land niet aankondigen dat hij gratie zal verlenen aan degene die hem uitschakelt?